Vincent van Gogh | 1853 -1893 |

Vincent Willem van Gogh 

(Zundert30 maart 1853 – Auvers-sur-Oise29 juli 1890) was een Nederlands kunstschilder. Zijn werk valt onder het postimpressionisme, een kunststroming die het negentiende-eeuwse impressionisme opvolgde.

Van Goghs invloed op het expressionisme, het fauvisme en de vroege abstractie was enorm en kan worden gezien in vele andere aspecten van de twintigste-eeuwse kunst.

Het Van Gogh Museum in Amsterdam is gewijd aan het werk van Van Gogh en zijn tijdgenoten. In het Kröller-Müller Museum bevindt zich de op één na grootste Van Goghverzameling ter wereld.

Van Gogh wordt gezien als een van de grootste schilders van de 19e eeuw. Deze erkenning kwam echter pas laat: hoewel hij in de laatste jaren van zijn leven al enige bekendheid had binnen selecte kunstkringen, werd zijn werk pas na zijn dood door het grote publiek opgemerkt, waarna Van Gogh en zijn werk wereldberoemd werden.

Biografie

 

Theo van Gogh in 1888

Van Gogh werd geboren in het Brabantse Zundert, een dorpje vlak bij de Belgische grens, als zoon van de predikant Theodorus van Gogh (1822-1885) en Anna Cornelia Carbentus (1819-1907), dochter van een Haagse boekbinder. Precies een jaar voor zijn geboorte hadden zij ook al een zoon gekregen die zij Vincent noemden, hoewel hij doodgeboren was. Na Vincent volgden nog drie zussen en twee broers: Anna, TheoWillemien (Wil)Elisabeth (Lies) en Cor. Regelmatig wandelde het hele gezin in de omgeving van Zundert, waardoor de basis werd gelegd voor Vincents liefde voor de natuur.

Vincent had van jongs af aan een romantisch karakter. Hij was het enig kind van het gezin dat zijn toevlucht in de natuur zocht. Zo verliet Vincent vaak in zijn eentje de pastorie van Zundert. Hij kon uren in de groene natuur achterblijven waar hij langs een oever ronddwaalde op zoek naar kalmte en troost. Hier was hij continu insecten aan het verzamelen voor zijn collectie en probeerde hij planten te identificeren. Dit deed hij om zich bezig te kunnen houden, aangezien hij het menselijk gezelschap miste in zijn familie.[1]

Als kind was Vincent een zwijgzame, enigszins in zichzelf gekeerde jongen. Van januari tot oktober 1861 bezocht hij de dorpsschool, maar het jaar daarop werd hij alweer van school gehaald en kreeg hij thuisonderwijs. Volgens zijn ouders zou hij door de omgang met de dorpskinderen op de dorpsschool te onbehouwen worden. Binnen de beslotenheid van de pastorie kreeg hij de volgende drie jaar les van zijn vader en gouvernante Anna Birnie. Per 1 oktober 1864 ging Vincent naar de kostschool van meester Jan Provily in Zevenbergen, waar hij twee jaar verbleef, tot augustus 1866. Hij had het er niet naar zijn zin, maar maakte er wel de lagere school af. Hij leerde er Frans, Engels en Duits. Hij tekende er af en toe, maar van enige artistieke aanleg was nog niets te merken.

Op 15 september 1866 werd hij ingeschreven aan de Rijks HBS Koning Willem II te Tilburg gevestigd in het voormalige paleis van Koning Willem II en het huidige Paleis-Raadhuis van Tilburg, waar hij tekenles kreeg van de schilder Constant Cornelis Huijsmans (1810-1886). Huijsmans stond bekend als een uitstekend tekenleraar, maar toch repte Vincent later met geen woord over diens tekenlessen. Vincent vond een kosthuis bij de familie Hannik aan de Korvel 57. Vincent had gevoel voor talen en presteerde goed. In het tweede jaar werd hij weer van school gehaald; de reden is onbekend, mogelijk kon zijn vader de school niet betalen. Hij keerde terug naar het ouderlijk huis in Zundert. Wat hij in de daaropvolgende periode deed, is niet bekend.


In het halletje van Boston Trader aan de Plaats 20 te Den Haag is deze plaquette bevestigd. In de hier eertijds gevestigde kunsthandel Goupil & Cie werkte van 1869 tot 1873 Vincent van Gogh.

Op zijn zestiende werd Vincent jongste bediende bij het Haagse filiaal van de internationale kunsthandel Goupil & Cie op de Plaats. Oorspronkelijk was dit de kunsthandel van zijn oom Vincent van Gogh (vaak genoemd als 'Oom Cent'), die vervolgens partner was geworden van de kunsthandel Goupil in Parijs. In september 1872 begon Vincent te corresponderen met zijn jongere broer Theo. Deze correspondentie zou hij zijn hele leven volhouden en vormt een bron van informatie over Van Goghs leven en zijn artistieke ontwikkeling. Op voorspraak van zijn oom kwam Theo per 1 januari 1873 ook in dienst van Goupil & Cie, in het filiaal te Brussel. In juni van dat jaar werd Vincent overgeplaatst naar het filiaal in Londen. Hij woonde in Londen bij de hospita Ursula Loyer op Hackford Road 87. Begin 2019 werden tijdens een renovatie van deze woning verborgen documenten en een gebedenboek gevonden uit de periode van het verblijf van Van Gogh.[2]

In Londen bezocht Vincent in zijn vrije tijd beroemde musea, zoals het British Museum en The National Gallery. Daar bewonderde hij onder andere werk van boerenschilders als François Millet en Jules Breton. Verder las hij van alles, van museumgidsen en tijdschriften tot literatuur en poëzie. Hij werd verliefd op Eugénie Loyer, de dochter van zijn hospita, maar ze was al verloofd met een andere kostganger. Vincent maakte een depressieve periode door.

In 1873 was hij korte tijd werkzaam op het hoofdkantoor in Parijs, en vervolgens weer op het filiaal te Londen. In 1874 werkte Vincent nogmaals korte tijd op het hoofdkantoor. Hij bezocht in Parijs musea en kunstgalerijen en maakte er kennis met de poëtische boerentaferelen van Jean-François Millet en de realistische plattelandstaferelen van Jules Breton. Zijn depressie hield aan, zijn belangstelling voor de kunsthandel verflauwde en per 1 april 1876 werd hij ontslagen. Zijn oom Vincent was diep teleurgesteld in zijn neef en trok zijn handen van hem af. Vincent werd onderwijzer in Ramsgate en vervolgens onderwijzer aan een kostschool en hulpprediker bij een methodistische dominee in Isleworth. Op 4 november hield hij zijn eerste preek. Geloof werd steeds belangrijker voor Vincent; hij ambieerde eigenlijk een baan als predikant en werd als assistent aangenomen bij de Congregational Church van Turnham Green, waar hij les ging geven op een zondagsschool. Hoewel zijn aandacht voor religieuze en spirituele problematiek in deze periode domineert, blijft hij zich tevens voor de schilderkunst interesseren. Hij bezoekt o.a. Hampton Court om de schilderijen van Hans HolbeinRembrandt en de Italianen uit de renaissance in de koninklijke collecties te bewonderen.

Tijdens een kerstvakantie in Etten werd besloten dat deze werkzaamheden in Engeland te weinig toekomstperspectief boden. In januari 1877 begon hij als verkoper in een boekhandel te Dordrecht. Dit duurde maar kort, en in mei verhuisde hij naar Amsterdam om zich voor te bereiden op het staatsexamen, dat hem toegang zou verschaffen tot de studie theologie. Tussen mei 1877 en juli 1878 verbleef hij in het Poortgebouw op het Marineterrein bij zijn oom Johannes van Gogh, die daar commandant was van de Amsterdamse marinewerf.[3] Vincent haakte in 1878 af, zonder staatsexamen te hebben gedaan, onder meer te wijten aan zijn desinteresse in de Latijnse en Griekse taal. Daarnaast bevredigde de zuiver theoretische dimensie, waartoe een dergelijke studie hem dwong, niet. Hij volgde een korte opleiding op de Vlaamse Opleidingsschool voor protestantse evangelisten te Laken bij Brussel.

 

BRON: WIKIPEDIA

Vincent van Gogh  | 1853 -1893 |
Wij slaan cookies op om onze website te verbeteren. Is dat akkoord? Ja Nee Meer over cookies »